zondag 25 januari 2015

Michelin Mannetje

Ken je het Michelin mannetje? Het kereltje dat met een enorme nep-smile wil dat je autobanden van zijn naam koopt. Hij oogt vooral luchtig in zijn witte pak dat van boven tot onder bestaat uit flink opgeblazen rubberen ringen. Ik krijg het er benauwd van.

Ken je hem niet? Google er dan vooral even op los en zoek bij afbeeldingen op MICHELIN MANNETJE. In no time vult meneer je beeldscherm wit en is voor jou de voorstelling duidelijk.

Stel je nu voor dat hij een regenpak aan doet dat vijf maten te klein is. Zou hij dan nog steeds zo blij en vrolijk rondrennen. Of stikken ondanks al zijn doorluchtigheid? Ik voel een enorme behoefte om in zijn buik te prikken. Zou het hard knallen?

We verplaatsen ons met hem in gedachten naar Benjamin, mijn zoon. Hij staart via de achterpui de tuin in en ziet hoe hard het regent. Hij krijgt er per direct een ochtendhumeur van. Ik kijk over zijn schouder mee.
    ‘Je doet vandaag toch wel je regenpak aan?’
    ‘Ja’, klinkt hij super chagrijnig. ‘Maar waar is die?’ Zo vaak draagt hij het pak dus.
    ‘Zoals altijd hangt het aan dat haakje aan de muur’, wijs ik hem vluchtig om vervolgens de tussendeur dicht te trekken, zodat de kou vooral in de schuur blijft en niet mijn huis in sluipt.

Terwijl Benjamin in de schuur bezig is, ruim ik de ontbijttafel af en vraag me af of het een jongens-tik is om een natte spijkerbroek te verkiezen boven droog overkomen? Meestal regent het niet zo hard en fietst hij er gewoon onbeschermd vandoor. Celine doet zelden moeilijk om haar regenpak en heeft ‘m al aan voordat ik ook maar opmerk dat het regent. Een wijze meid, in mijn ogen.
    Ik mijmer verder over jongen-meisjes verschillen terwijl Benjamin zich steunend en kreunend in zijn pak hijst. 
    Hij mag best nurks zijn. Regen stinkt! Ik zou er net zo chagrijnig van worden als ik erdoorheen zou moeten. Vies herfstachtige winterweer. Bah!

Dan stapt Benjamin binnen. Erg soepel lijkt het niet. Eerder stijf met zijn armen die links en rechts uit steken alsof hij ze niet omlaag kan laten zakken. Hij lijkt een robot. Alles lijkt nogal strak gespannen te zitten. Hij zegt niets, alsof zelfs zijn stem afgekneld wordt.
    Meneer draagt zijn lot echter gelaten. Hij loopt in stilte naar het aanrecht om zijn lunchpakket pakken.
    ‘Ho, stop, niet met je arm naar voren bewegen!’ Hij schrikt van mijn abrupte uitroep. ‘Als je nu verder naar voren reikt, scheur je uit je jas. Je lijkt het Michelin Mannetje wel. Mag ik even in de kraag kijken?’
    ‘Hoezo?’ klinkt geknepen uit zijn strotje. Ik verschiet van kleur. Hij krijgt echt geen lucht meer.
    ‘Ik wil even de maat checken’, en kijk snel in zijn jas: “Ik dacht het al, het is maat 140. Natuurlijk kan je amper ademen. Dit pak is véél te klein. Ik koop vandaag gelijk een nieuwe pak. Je mag mijn regenjas wel gebruiken?’
     ‘Ik hou dit pak wel aan, ik heb het toch al aan.’
     ‘Wat jij wil.’ Ik moet lachen, want ik zie al voor me hoe hij nog amper de poort uit is en uit zijn broek en jas scheurt. Hij komt terug, let maar op.

    ‘Wacht even, ik check nog even of je lesuitval hebt.’ Dat is maar goed ook. Ik kijk hem geamuseerd aan.
    ‘Wat kijk jij nou?’, klinkt humeurig tegenover me.
    ‘Je hebt het eerste uur vrij.’ Meestal vrolijkt dit nieuws mijn kereltje enorm op, nu niet.
    ‘Al die moeite voor niets’, verzucht hij en wil zijn rits omlaag trekken.
    ‘Mam, ik krijg de rits niet open.’
     Ik neem het lipje van hem over en ben verbaasd over de eigenwijzigheid van de rits om vooral maar op zijn plaats te blijven. Het lukt me de volgende vijf minuten niet om ook maar iets aan de situatie te veranderen. Had ik eerder de wens in iemands dikke luchtbuik te prikken om lucht te laten ontsnappen, voel ik nu een intense drang iemand juist lucht te geven.

Het is tijd over te stappen op grof geschut. De schaar moet er in!
    Of ontploft hier de boel dan ook?